Column: Sloffen is geen strategie

Ik heb een hekel aan sloffende mensen. Niet aan hén persoonlijk – laten we dat even helder hebben – maar aan de energie die ze de ruimte in brengen.

Sloffen staat zelden op zichzelf. Het komt meestal met bungelende schouders, een ingezakte onderrug en een blik waar het licht een beetje uit is.

Die vibe? Die doet iets. Met hoe je overkomt én met hoe je je voelt. Want sloffen maakt je niet alleen trager in je lijf, maar ook doffer in je hoofd. Alsof je al half hebt opgegeven. Alsof het je allemaal wat minder boeit.

En laten we eerlijk zijn: dat is niet de uitstraling van iemand die gemotiveerd, nieuwsgierig of wakker is.

Energie werkt twee kanten op

Hoe je beweegt, beïnvloedt je binnenwereld. En andersom. Je hoeft nog geen woord gezegd te hebben om al iets uit te stralen. Sta je stevig? Of laat je je lijf verslappen? Het maakt verschil. Voor jezelf én voor anderen.

Sloffen mag je van mij op vakantie doen. Maar niet op je werk. Op werk wil je energie brengen. Aanwezig zijn. Ook – of misschien juist – in hoe je loopt, zit of staat te wachten.

Terug naar de roots

In mijn tijd op het Koninklijk Conservatorium werd je altijd gezien. Zelfs als je nog niet aan de beurt was – gewoon aan de zijkant van de studio – werd er gelet op je houding.

Was je erbij? Liet je zien dat je er wílde zijn? Of stond je erbij als een zoutzak? Dan had je een probleem. En terecht, besef ik nu. Want je lijf liegt niet. En je houding spreekt altijd.

Die ervaring helpt me nog steeds. In hoe ik beweeg, spreek en kijk. Omdat ik weet: je energie begint niet pas bij woorden. Het zit al in hoe je een ruimte binnenkomt.

Volgende
Volgende

Training expressiviteit & lichaamstaal